Uit de eerste Spaanse telling van het wilde konijn blijkt dat de soort in grote delen van Spanje, Portugal en Frankrijk sterk achteruitgaat. Hoewel er gebieden zijn met overpopulatie, is de algemene trend zorgwekkend. Sinds 2009 is de populatie met ruim 18% gedaald, wat heeft geleid tot de classificatie als ‘bedreigd’.
In landbouwgebieden zoals de valleien van de Guadalquivir en de Ebro zijn er juist te veel konijnen. Ze richten veel schade aan op gewassen. Dat komt doordat er weinig roofdieren zijn en de landbouw intensief is. Jagers krijgen de konijnen niet onder controle, wat tot ruzie met boeren leidt.
In natuurgebieden zoals Sierra Morena, Extremadura en delen van Portugal zijn er juist veel minder konijnen. Dat is een probleem, want ze zijn belangrijk als voedsel voor bedreigde dieren zoals de Spaanse lynx en de keizerarend. De afname komt door ziektes zoals myxomatose en andere virusziektes, en doordat hun leefgebied verdwijnt.
In het Nationaal Park Doñana is het zo slecht met de konijnen gesteld dat er plekken zijn gemaakt waar roofvogels eten kunnen vinden. Dat laat goed zien hoe belangrijk konijnen zijn voor de natuur.
Volgens de onderzoekers is het niet mogelijk om elk konijn te tellen. Maar met slimme rekenmodellen en informatie uit verschillende bronnen weten ze goed waar konijnen leven en hoeveel het er ongeveer zijn. Ze vinden dat er duidelijke plannen moeten komen om natuur en landbouw beter in balans te brengen.