Egbert en Barbara overwinteren elk jaar in Fortuna bij Murcia. Ze houden het thuisfront op de hoogte van hun reilen en zeilen met wekelijkse brieven, die wij elke zaterdag publiceren. Zo kunt u meegenieten van hun belevenissen, van de grappige en minder grappige dagelijkse voorvallen, Spaanse wetenswaardigheden, kortom alles wat elke overwinteraar tijdens zijn of haar verblijf in Spanje kán meemaken. Daarbij moet dat niet als een kritiek op de levenswijze in Spanje gezien worden maar wel een verslag over hoe het leven anders kan zijn voor de voor- en ook nadelen.
Er dreigt gevaar! De processierups rukt op. Buurman kwam gisteren even langs om te waarschuwen. Processierupsen hebben namelijk de onhebbelijke gewoonte om snuffelende hondjes aan te vallen door venijnig gif in hun richting te spuiten. Honden die een beetje gif in hun bek of neus krijgen, worden daardoor ongeneeslijk verlamd en ze kunnen er zelfs aan overlijden. En aangezien onze Castill, onze vorige hond, heel graag hapt naar van alles en nog wat, moeten we bijzonder op onze hoede zijn. Vlak naast onze caravan liep van de week een hele rij rupsen te marcheren. Paniek bij de hondenbezitters – maar niet lang, want die troffen al gauw drastische maatregelen.
De rupsen groeien in grote witten dotten spinsel, die in de naaldbomen hangen. Die witte “dotten” zitten vol met eitjes. Als de rupsen uitkomen kruipt de eerste langs de stam naar beneden en begint te wandelen. Daarna volgt de hele meute kop-aan-staart. Ze wandelen als een trein achter elkaar. Vandaar de naam processierups. Als je de eerste rups een zetje geeft en bijvoorbeeld met zijn neus tegen de staart van de laatste zet, dan wandelen ze rustig dagenlang rondjes. Castill moet nu dus echt aan de lijn en dat is jammer, want hij vliegt zo graag over de woestijnachtige velden op zoek naar konijnen. De eerste keer schrok ik me wezenloos toen Castill met een dood konijn kwam aanzetten, maar al gauw zag ik dat het alleen een vel was. Spanjaarden zijn gek op konijnenvlees. Ze kopen ze het liefst levend, slachten ze zonder pardon in de keuken, waarna het beestje wordt verwerkt tot paella. Het vel gooien ze gewoon in het land. Spekkie voor Castills bekkie.
Er zijn drie soorten overwinteraars. De eerste, en meesten, zijn degenen die zich installeren onder een zwart plastic afdakje met de tv-schotel in de juiste stand op een ‘campingdorp’ aan de kust. Heerlijk zon, zee zand. De tweede zijn de overwinteraars, die een rustige camping in het binnenland zoeken. Ze leggen een tuintje aan met bloemetjes, kaarsjes en lichtjes, spulletjes en prulletjes. Ze wandelen graag een stukje en het sociale gebeuren bestaat uit een babbeltje, een etentje, een spelletje, en vooral veel gezelligheid met elkaar.
De derde soort zijn de (onrustige) actievelingen. Die reizen van het ene plaatsje naar het andere en zijn tuk op leuke stadjes, dorpjes en de prachtige natuur. Ze zien veel maar zijn nergens echt thuis. Wijzelf, behoren tot deze laatste groep. Het is juist daarom, dat Egbert wat onrustig wordt. Hij wil verder trekken. Wat gaan we doen? Ik ga eerst maar eens een flinke wandeling maken met Castill en onderweg zal ik erover nadenken, beloof ik hem.
In onze rubriek SpanjeVerhalen zijn meer verhalen van Barbara (en andere ingezonden verhalen) te lezen. KLIK HIER
En toen gebeurde het! Een gil, een plof, en daar lag ik tijdens die wandeling met Castill. Languit op straat. Een stekende pijn in mijn enkel maakte duidelijk dat er een lelijke kneuzing was ontstaan. Twee voorzichtige pogingen om op te staan mislukten jammerlijk. Met geen mogelijkheid kon ik de voet op te grond zetten. Owee, wat nu? Twee kilometer ‘van huis’ op een afgelegen paadje. Geen telefoon bij me. In de wijde omtrek geen kip te bekennen. Wel zag ik heel ver weg de vlaggen van de camping. Zo hard als ik kon begon ik te roepen, tegen beter weten in. Dus bleef me niets anders over dan mezelf tot rust te manen, terwijl de enkel in ras tempo opzwol en mijn broek op kniehoogte langzamerhand steeds roder kleurde. Au, dat deed pijn. Niemand om te helpen. Met veel moeite hees ik me op handen en één voet naar een steen waarop ik kon gaan zitten. De tranen biggelden langs mijn wangen.
Eindelijk na een tijd die erg lang leek, kwam er een Spaanse auto aanrijden. Die heb ik kunnen aanhouden, waarna er een hele hulpoperatie op gang kwam. Onze oude campingbaas Antonio kwam samen met Thomas, de knoestige knecht uit Litouwen, in een oud autootje aantuffen en op het moment dat ik in de sterke armen van Thomas hing, kwamen er Nederlandse campinggasten langs wandelen. “Wat is hier aan de hand?” Toen Thomas mij op de voorstoel had gedeponeerd, gooide hij resoluut de kofferklep open om Castill als een zak vuilnis daar in te gooien. “Oh nee,” riep ik “dat dier is al zo overstuur” maar hoe leg je dat uit aan een Spanjaard, die de hondenziel niet erkent. Gelukkig wilden de Nederlandse wandelaars Castill wel meenemen op hun wandeling, waarna Thomas schouderophalend over die gekke Nederlanders, in vliegende vaart naar de eerste hulp reed.
“Onzin” riep ik nog “ik hoef niet naar de eerste hulp. “Manana mejor,” maar daar wilde Thomas niet van weten. Hij tilde me weer op alsof ik een veertje ben, en zette me behoedzaam op een stoel. Zelf ging hij naast me zitten, de schat, en Antonio wachtte geduldig in de auto. De eerstehulparts pakte de zaken grondig aan. Er ging een knellende zwachtel om het been tot net even onder de knie. Ik vond het gek dat het been zo hoog en en zo strak werd opgebonden en ‘s nachts voelde ik me dan ook behoorlijk in de klem van de zwachtels.
Vanmorgen de martelzwachtels eraf gehaald en vandaag voelt het al een stuk ‘mejor’. Nog een paar dagen kalmpjes aan en in die tijd kunnen we eens nadenken waar we dan naar toe gaan. Het idee is wellicht Sevilla ofwel Andalusië.
De enkel was na twee á drie dagen beter. Gelukkig, dan hebben we dat ook weer gehad. (noot van Egbert: je vermeldt niet hoe het komt dat je pootje zo snel weer beter is ………..) Ja hoor, hij heeft me vertroeteld en dat mag ik natuurlijk niet vergeten te vermelden.
Groeten, Barbara van Wijk